Blog
Rechter: bijstand boetes omlaag
De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak geoordeeld dat gemeenten meer rekening moeten houden met de financiële situatie van een burger. Dit gaat over hoe hoog een boete mag zijn. De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter in bijstandszaken.
Boete voor schending inlichtingenplicht bijstand
Iemand die bijstand ontvangt, moet zich houden aan de inlichtingenplicht. Kortgezegd betekent dit dat de bijstandontvanger aan de gemeente alles moet doorgeven wat belangrijk is voor de uitkering. Bijvoorbeeld als je naast de uitkering ook werkt of als je opeens een erfenis ontvangt.
Als een burger niet doorgeeft dat hij inkomsten heeft gehad, is hij in overtreding. Als de gemeente erachter komt, kan de gemeente de uitkering terugvorderen op grond van de Participatiewet. Het bedrag dat de burger ten onrechte (te veel) heeft ontvangen, moet hij terugbetalen. Dit wordt ook wel het benadelingsbedrag genoemd.
Daarnaast mag (en vaak moet) de gemeente ook een boete opleggen. De hoogte wordt bepaald door de mate van schuld. Bij opzet (fraude) geldt dat de boete 100% is van het benadelingsbedrag. Bij grove schuld is dat 75%. Bij normale verwijtbaarheid is de boete 50% van het benadelingsbedrag en bij verminderde verwijtbaarheid is de boete slechts 25% (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 juni 2015, meer info hier).
Rekening houden met inkomen (draagkracht)
De gemeente moet echter met méér dingen rekening houden. De burger moet de boete ook binnen redelijke termijn kunnen terugbetalen. De gemeente moet dan rekening houden met de (fictieve) beslagvrije voet en berekenen hoeveel de burger per maand over houdt om de boete af te betalen. Bij opzet/fraude moet de burger binnen 24 maanden (twee jaar) kunnen terugbetalen, bij grove schuld binnen 18 maanden, bij gewone verwijtbaarheid binnen 12 maanden (één jaar) en bij verminderde verwijtbaarheid moet de burger binnen zes maanden kunnen terugbetalen. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het volledige bedrag van het inkomen boven de beslagvrije voet - ongeacht of die ruimte de facto op andere wijze is beperkt of ingenomen - volledig beschikbaar is of wordt aangewend voor het betalen van de boete. Hetzelfde geldt voor eventueel aanwezig vermogen, met inbegrip van het vermogen beneden de vrijlatingsgrens. Dit staat in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 11 januari 2016 (link naar uitspraak).
Beslagvrije voet omhoog (95%)
Eerder werd altijd uitgegaan van een beslagvrije voet van 90%. Als je een netto-inkomen hebt van € 1.200, betekent dat je 10% (€ 120) moet gebruiken elke maand om de boete af te lossen. Bij gewone verwijtbaarheid zou dat betekenen dat de maximale boete € 1.440 is (12x € 120).
In verband met een nieuwe wet over de beslagvrije voet (Wet vereenvoudiging beslagvrije voet) heeft de rechter nu bepaald dat gemeenten rekening moeten houden met een beslagvrije voet van 95%. Dat betekent dat je maar 5% van je netto-inkomen hoeft te gebruiken voor het aflossen en betalen van de boete. In het voorbeeld hiervoor betekent dit dat de boete de helft lager moet zijn. De hele uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 augustus 2020 vind je hier.
Boete ontvangen? Neem vrijblijvend contact op
Is jouw uitkering terecht of onterecht stopgezet? Of moet je een gedeelte van de uitkering terugbetalen? Heb je ook een boete gekregen? Neem vrijblijvend contact op om te laten checken of dit wel terecht is geweest. Ook als je per ongeluk in de fout bent gegaan, kan het succesvol zijn om in bezwaar te gaan. Gemeenten maken nog wel eens fouten bij de berekening van de terugvordering. Of ze houden ten onrechte geen rekening met de nieuwe richtlijn van de hoogste rechter.
Vragen? Neem gerust contact met ons op
Snel antwoord op je vragen. Dat is wat je graag wilt