Bezwaar of beroep WIA

De Wet WIA (de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen) regelt het recht op uitkering bij arbeidsongeschiktheid. Dat is het geval als je twee jaar (104 weken) ziek bent. Het UWV beoordeelt wat je wel en niet meer kunt en kijkt dan hoeveel je nog (in theorie) zou kunnen verdienen met ander werk. Als je nog meer dan 65% van je oude loon kunt verdienen, krijg je geen WIA-uitkering.

Het UWV houdt regelmatig herbeoordelingsgesprekken. Dan wordt gekeken of de medische situatie verbeterd is of juist is verslechterd. Dat kan betekenen dat je uitkering soms hoger wordt, maar uiteraard ook dat je uitkering wordt verlaagd of zelfs stopt.
Als je het er niet mee eens bent, kan je in bezwaar gaan. Het is sterk aan te raden om dat niet te doen zonder professionele hulp van een advocaat, want de regels zijn complex en het is heel belangrijk om te weten welke informatie je aan het UWV moet geven om recht te behouden op je uitkering.

Vier soorten uitkering

IVA-uitkering

Als je door het UWV 80-100% arbeidsongeschikt bent verklaard (‘afgekeurd’), kan je wellicht recht hebben op een IVA-uitkering. Dat kan alleen als jouw medische situatie (helaas) niet meer kan verbeteren. Bijvoorbeeld bij een progressieve ziekte, of bij een aandoening waarbij de artsen niet meer weten hoe ze je beter kunnen maken. Dus als je uitbehandeld bent.
Er zijn nog wel meer situaties waarin je aanspraak kan maken op een IVA-uitkering. Voor meer informatie, neem gerust contact op. De belangrijkste voorwaarde is in elk geval dat de arbeidsongeschiktheid naar verwachting nog lang zal duren. Dit noemt het UWV volledige en ‘duurzame’ arbeidsongeschiktheid.
Als je een IVA-uitkering krijgt, wordt je meestal niet meer opgeroepen voor herkeuringen. Uiteraard moet je het wel doorgeven als je beter wordt of als je een baan vindt waarin je wel weer (deels) kunt werken. De IVA-uitkering is in principe het hoogst, namelijk 75% van je laatstverdiende loon.

Loongerelateerde WGA-uitkering

Als je niet volledig arbeidsongeschikt bent (lager dan 80%), krijg je in principe een WGA-uitkering. WGA staat voor Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
Als je 35-80% arbeidsongeschikt bent, krijg je in de meeste gevallen eerst een loongerelateerde uitkering. Je krijgt deze uitkering ook als je 80-100% arbeidsongeschikt bent, maar volgens het UWV jouw situatie nog wél kan verbeteren.
Deze uitkering is de eerste twee maanden 75% van je laatstverdiende loon, daarna is het 70%. De duur van de uitkering hangt af van je arbeidsverleden (hoelang heb je gewerkt voordat je ziek werd). Het is vergelijkbaar met de opbouw van je WW-rechten. De loongerelateerde uitkering duurt maximaal 24 maanden.
Na afloop van deze uitkering, krijg je een brief van het UWV, waarin staat welke uitkering je daarna krijgt. Let op, soms kan het een goed moment zijn om in bezwaar te gaan, bijvoorbeeld omdat je vindt dat het arbeidsongeschiktheidspercentage te laag is.

Loonaanvullingsuitkering

Als je 80-100% arbeidsongeschikt bent en het UWV vindt nog steeds dat er nog verbetering (herstel) mogelijk is, dan verandert er niet zoveel. Je krijgt een loonaanvullingsuitkering, die ongeveer net zo hoog is als de loongerelateerde uitkering.
Bij een arbeidsongeschiktheidspercentage tussen 35-80% hangt de soort uitkering die je kan krijgen, af van de vraag of je werkt of niet. Bij het vaststellen van dit arbeidsongeschiktheidspercentage heeft de arbeidsdeskundige namelijk vastgesteld hoeveel je (in theorie) nog zou kunnen verdienen (met ander werk dan je eigen werk). Dit noemen ze de restverdiencapaciteit. Als je maandelijks 50%-99% van die restverdiencapaciteit verdient, krijg je een loonaanvullingsuitkering. Dat is 70% van je WIA-maandloon (laatst verdiende loon) minus 70% van je restverdiencapaciteit. Afhankelijk van hoeveel je werkt, heb je dus minder inkomen dan tijdens de loongerelateerde uitkering, maar (meestal veel) meer dan wanneer je niet zou werken. Dan heb je namelijk enkel recht op een vervolguitkering.

Vervolguitkering

De vervolguitkering is een uitkering gebaseerd op het minimumloon. Afhankelijk van je arbeidsongeschiktheidspercentage krijg je uitkering. Hieronder zie je per arbeidsongeschiktheidsklasse wat de hoogte van de uitkering is.

35 tot 45%	28% van het minimumloon
35 tot 55%	35% van het minimumloon
55 tot 65%	42% van het minimumloon
65 tot 80%	50,75% van het minimumloon

 

Toeslag aanvragen bij het UWV

Als je maandelijks een uitkering krijgt van het UWV en dit bedrag is lager dan het sociaal minimum dat voor jou geldt, dan kan je een toeslag (aanvulling) aanvragen bij het UWV. Het sociaal minimum is een minimaal bedrag wat iemand (volgens de overheid) nodig heeft om rond te kunnen komen (bijvoorbeeld om huur, zorgkosten en boodschappen te betalen). De hoogte van dit bedrag verschilt per situatie. Voor een gezin met kinderen geldt een hoger minimum dan een alleenstaande. Ook maakt het uit of je alleen woont of dat je met huisgenoten woont.